De Slag om Balikpapan en Samarinda
Sander Panhuyzen
|
Inleiding
Deze webpagina bevat een overzicht van de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld tijdens de slag om Balikpapan en Samarinda in de maanden januari, februari en maart 1942.
Rudy Edwin Panhuyzen
Japanse overmacht
De hachelijke terugtocht De terugtocht bleek een lijdensweg door een gebrek aan voedsel en door de constante dreiging te worden ontdekt door Japanse troepen. De groep manschappen van lt.-kol. Van den Hoogenband heeft het voorlaatste rendez-vouspunt Boeat weten te bereiken. De manschappen werden daar opgevangen door enkele manschappen van het detachement "Samarinda", die hen konden voorzien van voedsel en de ernstig zieken via een zijtak van de rivier de Mahakam met prauwen konden evacueren naar vliegveld "Samarinda II". De doodvermoeide resten van het detachement "Balikpapan" hebben na ongeveer tien dagen het uiteindelijke rendez-vouspunt Kota Bangoen weten te bereiken. De volgende ochtend zijn de manschappen geëvacueerd over de rivier de Mahakam naar vliegveld "Samarinda II", vanwaar ze de volgende dagen zijn overgevlogen naar Java. De manschappen van de infanterie werd echter opgedragen om op de vliegbasis te blijven om de bewaking en de verdediging van de vliegbasis te versterken. |
|
|
Structuur van deze webpagina
In hoofdstuk 1 wordt stilgestaan bij de Japanse opmars in de gebiedsdelen van Nederlands-Indië voor het geven van een militaire strategische context van de strijd om Borneo.
In hoofdstuk 2 wordt vervolgens ingegaan op de strijd in en rondom Balikpapan en Samarinda. Op het einde van de pagina, nog voor de nabeschouwing, wordt een lijst met geraadpleegde bronnen getoond en een lijst van naslagwerken. In de afbeeldingen wordt veelvuldig gebruikgemaakt van militaire symbolen om het type en de omvang van een militaire eenheid aan te geven. In naslagwerk nr.3 wordt uitleg gegeven over de betekenis van de symbolen.
De pagina bevat een appendix "Nabeschouwing". |
| Paginaoverzicht |
| 1.De opmars van Japanse troepen in Nederlands-Indië |
Bron: bron 7 (Wikipedia: Dutch East Indies campaign) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| Afbeelding 1.1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Opmars van het Japanse 16de Leger in Nederlands-Indië
Na de val van Singapore en de Filippijnen was de weg vrij voor de Japanse troepen om Nederlands-Indië in te nemen. Die veroverde gebieden dienden als uitvalsbasissen voor deze volgende militaire campagne. De verovering van Nederlands-Indië werd uitgevoerd door het 16de leger, dat stond onder commando van generaal Hitochi Imammura. Het 16de leger was onderdeel van de Zuidelijke Expeditielegergroep en stond onder commando van veldmaarschalk Hisaichi Terauchi.
Omvang van een Japans leger was te vergelijken met een westers legerkorps.
Het grote kwalitatieve verschil tussen het KNIL en het Japanse invasieleger. Op de kaart worden uitsluitend de bewegingen van de Japanse aanvalstroepen getoond en niet de bewegingen van de Japanse troepen die de aanvalstroepen volgden en de bezettingsmacht vormden van de veroverde gebieden. Het 16de leger van generaal Imamura bestond uit de volgende 5 hoofdbestanddelen:
|
Drie aanvalsgroepen: "West", "Centraal" en "Oost" Het 16de leger werd opgedeeld in 3 aanvalsgroepen: een westelijke, een centrale en een oostelijke groep. In de tabel hieronder wordt een overzicht getoond van de verdeling van het leger over de 3 aanvalsgroepen.
De 56ste Gemengde Infanteriegroep en de 2de Kure SMLT vormden de centrale aanvalsgroep die tot taak had om Oost-Borneo te veroveren met haar kostbare oliebronnen. Daartoe moesten de volgende steden worden veroverd: Tarakan, Balikpapan, Samarinda en Banjarmasin, zoals aangegeven in afbeelding 1.2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De 2de Japanse Vloot Het 16de leger maakte gebruik van transportschepen die begeleid werden door schepen van de 2de Japanse Vloot; dat waren doorgaans torpedobootjagerflottieljes. Zo werd de Centrale Aanvalsgroep begeleid door torpedobootjagers en een lichte kruiser van de 4de Torpedobootjagerflottielje van de 2de Japanse Vloot. Verder was de invasievloot voorzien van twee schepen vanwaaruit watervliegtuigen konden worden gelanceerd voor het uitvoeren van verkenningen en het geven van luchtsteun.
De 3de Japanse Vloot en de 1ste Japanse Luchtvloot
Echter, in andere bronnen zijn geen verwijzingen te vinden naar de volledige integrale inzet van de 3de Vloot en de 1ste Luchtvloot. In die bronnen wordt wel vermeld dat gebruik is gemaakt van vliegdekschepen, slagschepen en zware kruisers voor het ondersteunen van de invasiemacht. Dat zijn wapensystemen die onderdeel uitmaakten van de 3de Vloot en de 1ste Luchtvloot en waarover de 2de Vloot niet beschikte. Dus het is aannemelijk te veronderstellen dat onderdelen van de 3de Vloot en de 1ste Luchtvloot werden ingezet t.b.v. de invasie.
|
De verovering van West-Borneo
De operatie om West-Borneo te veroveren was niet de verantwoordelijkheid van het 16de Japanse Leger onder commando van generaal Hitochi Imamura, maar werd uitgevoerd door een detachement onder leiding van majoor-generaal Kiyotake Kawaguchi. Het hoofdbestandeel bestond uit onderdelen van de 18de Divisie, die bekendstaat als de 35ste Gemengde Infanteriebrigade, en een eenheid van de Speciale Marine Landingstroepen, de 2de Yokosuka SMLT.
Dit Kawaguchi-detachement stond onder rechtstreeks commando van de Zuidelijke Expeditielegergroep. Dat deze relatief kleine eenheid direct werd aangestuurd door de commandant van een legergroep, geeft aan hoe groot het strategisch belang van de taak was die dit detachement was opgelegd. De 35ste Gemengde Infanterie Brigade was afkomstig van de 18de Infanteriedivisie, die weer een onderdeel was van het 25ste Japanse leger. Het 25ste leger behoorde tot de Zuidelijke Expeditielegergroep.
Opmerking |
|
||
| Afbeelding 1.2 | ||
|
In bovenstaande afbeelding wordt getoond hoe de Japanse Centrale Aanvalsgroep Oost-Borneo in zijn greep kreeg door de plaatsen Tarakan, Balikpapan, Samarinda en Benjarmasin te veroveren.
Die aanvalsgroep werd gevormd door de 5000 man sterke 56ste Gemengde Infanterie Groep en de daaraan toegevoegde 1400 man sterke 2de Kure-eenheid van Speciale Marine Landingstroepen (SMLT). Het geheel stond onder commando van majoor-generaal Sakaguchi. De 56ste Gemengde Infanterie Groep was een detachement dat bestond uit legeronderdelen die waren onttrokken aan de 56ste Infanterie Divisie. Nadat de militaire campagne om Nederlands-Indië te veroveren was afgerond, zou het detachement weer worden opgenomen in de 56ste Infanterie Divisie. De 2de Kure SMLT is een zelfstandige marine-eenheid met een eigen commandostructuur en kon zelfstandig opereren of in verband. Er waren in totaal 28 van dergelijke SMLT-eenheden. |
Tekst | |
| 2.Verloop van de strijd |
|
|||||||||
| Afbeelding 2.1 | |||||||||
|
Garnizoen "Balikpapan" Samenstelling van het detachement Het garnizoen was een KNIL-detachement; het bestond uit eenheden die aan overkoepelende thuiseenheden zijn onttrokken en is geleidelijk aan in omvang toegenomen vanaf 1934. De politieke ontwikkelingen in Z.O. Azië noopten de Nederlandse overheid toendertijd tot het nemen van maatregelen om de bescherming van Nederlandse oliehavens in Nederlands-Indië op te schroeven. In 1941 bestond het detachement van 1100 man uit:
Taken van het detachement
De escorte stond onder commando van schout-bij-nacht Shoji Nishinura en bestond uit schepen van de 4de Torpedobootjagerflottielje, een onderdeel van de 2de Japanse Marinevloot:
T.b.v. de bescherming van de marinevloot en de troepen voorafgaand aan en tijdens de landing werd gebruikgemaakt van de 2de basis eenheid van de 3de Japanse Marinevloot, die onder commando stond van schout-bij-nacht Sueto Hirose en bestond uit:
De aanpak van de Japanse invasiemacht
|
Beoordeling van de militaire situatie De Japanse overmacht waarmee het detachement "Balikpapan" werd geconfronteerd was in veel opzichten overweldigend:
De enige reële optie die restte was het uitvoeren van de vernielingen aan de olieinstallaties en zo snel mogelijk de geplande terugtocht te beginnen en over te schakelen op een guerilla. Voor het voeren van een guerrilla was het detachement echter onvoldoende voorbereid. Bovendien waren de Japanse aanvallen in de rug van de stellingen ontwrichtend: er vielen veel slachtoffers, er brak paniek uit onder de burgerbevolking en de terugtrekking van het detachement dreigde te mislukken. Voorts bleek al spoedig dat depots waren ontdekt die belangrijk waren voor het bevoorraden van de zich terugtrekkende manschappen. Die manschappen zouden zich nu geconfronteerd zien met een ernstig tekort aan voedsel en munitie gedurende de 120 km lange terugtocht.
De terugtocht werd op 25 januari 1942 tussen 09:00 en 09:30 begonnen. De colonne bestond uit ongeveer 100 leger- en vrachtwagens met voorop een pantserwagen en stond onder commando van luitenant-kolonel Cornelis van den Hoogenband. In bron 2 en 12 wordt vermeld dat rondom Batoe Ampar de colonne om 14:30 in een vuurgevecht raakte met het inmiddels genaderde hoofdbestanddeel van het Kanauji detachement dat vermoedelijk heeft bestaan uit 2 infanteriecompagnieën, een artilleriegroep met een 75 mm stuk en verder wat ondersteunende eenheden zoals een geniepeloton. Die bronnen vermelden dat dat vuurgevecht desastreus is geweest voor de colonne. Vermoedelijk zijn daar niet alleen veel slachtoffers gevallen, maar moet ook het militaire organieke verband voor een groot deel verloren zijn gegaan. Vanaf dat moment hebben groepen van het detachement op eigen gelegenheid moeten proberen het rendez-vouspunt Kota Bangoen aan de rivier de Mahakam, 120 km naar het noorden, te bereiken.
Opmerkingen over de terugtocht
De groep waartoe mijn oom Rudy Edwin Panhuyzen behoorde, moet een andere route hebben gevolgd. Uit de verhalen van mijn oom hebben we begrepen dat de groep zich liet leiden door iemand die goed bekend was met de omgeving en de groep veilig door de jungle heeft kunnen loodsen. De groep heeft binnen tien dagen na vertrek Kota Bangoen weten te bereiken; daarbij zijn ze onderweg geen bevriende troepen tegengekomen, zoals de groep van van den Hoogenband was overkomen. Mijn oom heeft weinig verteld over die tocht. Die tocht moet zeer vermoedelijk een behoorlijk traumatische ervaring zijn geweest waarbij manschappen tijdens de tocht door ziekte werden geveld en in de jungle moesten worden achtergelaten. Men heeft zeer waarschijnlijk de overledenen niet kunnen begraven om energie te sparen en om geen vertragingen op te lopen die de kans op ontdekking door eventuele achtervolgende Japanse troepen zouden kunnen vergroten.
Echter, uit de verscheidene bronnen die ik heb kunnen raadplegen, heb ik nergens kunnen opmaken dat Japanse troepen de achtervolging op de terugtrekkende resten van het detachement "Balikpapan" hadden ingezet. De Japanse troepen hadden voorrang gegeven aan het veiligstellen van de olie-installaties en oliebronnen rondom Samarinda en het opruimen van verzetshaarden aldaar (zie afbeelding 2.2). In de laatste fase van deze consolidatieacties waren de Japanse troepen vanuit Samarinda het binnenland ingetrokken. Daarbij zouden ze alsnog de resten van het terugtrekkende detachement hebben kunnen vernietigen; dat zou vermoedelijk de tactiek kunnen zijn geweest.
|
||||||||
|
||
| Afbeelding 2.2 | ||
|
Op deze kaart wordt de tactische situatie belicht over de periode 25 jan. - 9 mrt. 1942 vanuit het perspectief van detachement Samarinda. Het hoofdkwartier van dat detachement werd vanuit Samarinda tot vijfmaal toe verplaatst om vandaaruit de guerillastrijd tegen de oprukkende Japanse troepen te kunnen blijven aanvoeren. Kapitein G.A.C. Monteiro, de commandant van het detachement, wilde met het voeren van die guerrilla zo lang mogelijk het initiatief van de strijd naar zich toe trekken. Het was de bedoeling om het hoofdkwartier steeds verder langs de rivier te verplaatsen tot aan vliegbasis Samarina II. Maar op 9 maart 1942 capituleerde het KNIL en werd kapitein Monteiro bevolen om de strijd te staken. HQ 6 in Moeara Moentai was zijn laatste hoofdkwartier. Met zijn gekozen aanpak ging kapitein Monteiro in tegen de bevelen van het Algemeen Hoofdkwartier in Bandoeng (AHK), dat wilde dat hij een vertragend gevecht zou voeren. Hij was echter van oordeel dat zijn manschappen met een guerrilla op de meest effectieve manier zouden worden ingezet. Zijn berekening heeft hem geleerd dat hij veel te weinig manschappen had om een vertragend gevecht te voeren dat bovendien een uitsluitend reactief karakter zou hebben en waarvan het initiatief van de strijd volledig bij de Japanse troepen zou liggen. Op 1 maart ging het AHK tenslotte akkoord met zijn aanpak.
|
Tekst | |
Bron: De Militaire Spectator, oktober-november 1948 |
|
| Afbeelding 2.3 | |
|
De gevechtspost van Rudy Edwin Panhuyzen was de stelling van de twee 120 mm L40 artilleriestukken. De stelling bevond zich op de top van een heuvel, ongeveer 51 m boven de zeespiegel, vlakbij Kampoeng Baroe.
De heuvel is tegenwoordig vrijwel geheel bebouwd; van de stelling is niets overgebleven. |
Tekst |
Bron: De Militaire Spectator, oktober-november 1948 |
|
| Afbeelding 2.4 | |
| Tekst | Tekst |
Bron: bron 1 t/m 6, 12 en naslagwerk 2 |
|
| Afbeelding 2.5 | |
|
In bovenstaande tabel wordt in chronologische volgorde het verloop van de strijd van het garnizoen "Balikpapan" en het detachement "Samarinda" weergegeven. Bovenaan de tabel worden opgesomd: de samenstellingen van het garnizoen "Balikpapan", het detachement "Samarinda" en de in het binnenland gelegen vliegbasis "Samarinda II".
Garnizoen "Balikpapan"
Het garnizoen was niet goed toegerust voor een guerrilla |
Detachement "Samarinda" Het detachement "Samarinda" onder leiding van kapitein G.A.C. Monteiro blijkt redelijk succesvol te zijn geweest in het voeren van een guerilla. Het terrein ten westen van de olievelden rondom Samarinda was daar ook zeer geschikt voor. Het gebied was over land moeilijk begaanbaar en alleen toegankelijk via de rivier de Mahakam. Voorraden en manschappen konden worden aangevoerd vanuit de verborgen vliegbasis Samarinda, 145 km landinwaarts ten westen van Samarinda. Evacuaties konden ook worden uitgevoerd via de rivier naar de vliegbasis en vervolgens per vliegtuig naar Java.
De commandant handelde tegen de instructies van het Hoofdkwartier (AHK) in
Monteiro bleek een voorbeeld van een leider die een goed inzicht had in hoe de strijd tegen de Japanners te voeren, het initiatief van de strijd naar zich toe te trekken, de militaire organieke structuur te behouden, de manschappen te leiden en zijn visie met overtuiging te verdedigen tegenover zijn meerderen. |
|
|
|
|
AHK Algemeen HoofdKwartier (te Bandoeng)
BPM Bataafse Petroleum Maatschappij HQ Head Quarters (hoofdkwartier) SMLT Speciale Marine Landings Troepen SNLF Special Naval Landing Force |
|
|
|
|
|
| Nabeschouwing |
|
De inhoud van deze webpagina heeft zich beperkt tot de strijd tussen KNIL en Japanse infanterie-eenheden. Bij de strijd die betrekking had op Balikpapan en Samarinda waren echter ook luchteenheden en marine-eenheden van zowel Japanse zijde als geallieerde zijde betrokken. Op deze webpagina of op een vervolgpagina zal geleidelijk ook aandacht worden geschonken aan die andere aspecten van de strijd. Dit hoofdstuk "Nabeschouwing" zal worden gebruikt om al wat feiten te verzamelen en neer te leggen die een breder tactisch perspectief en ook een breder strategisch perspectief moeten bieden op de strijd om Balikpapan en Samarinda. Dit hoofdstuk zal daardoor een wat caleidoscopisch karakter hebben.
Het vliegveld in de buurt van Balikpapan was van militair strategisch belang. Van daaruit kon luchtdekking worden gegeven aan militaire operaties richting Java.
Aanleiding voor de Japanse expansiedrift
De vrees van Japanse militaire strategen, een strategisch dilemma Nadat de VS Japan de oorlog had verklaard n.a.v. de aanval op Pearl Harbor, verklaarden Duitsland en Italië de VS de oorlog krachtens het Driemogendhedenpact tussen Japan, Duitsland en Italië. Daarmee werd de VS in zowel Zuidoost-Azië als in Europa definitief in twee oorlogen getrokken.
Het begin van het einde
Er werden tussen 1937 en 1945 in totaal 126 van deze ongeveer 5000 man sterke gemengde infanteriegroepen gevormd die opereerden als zelfstandige eenheden. Het is een toonbeeld van het pragmatische en flexibele karakter van de militaire organisatie om te kunnen anticiperen op de benodigde militaire slagkracht t.b.v. de verschillende militaire campagnes. De 56ste Gemengde Infanterie Brigade werd gevormd uit onderdelen van de 56ste Infanteriedivisie die onder commando stond van respectievelijk luitenant-generaal Masao Watanabe en luitenant-generaal Yuzo Matsuyama. Deze divisie bestond uit de volgende onderdelen (in vetgedrukte tekst):
Er zijn overigens in de loop van de oorlog meer dan honderd van dit soort gemengde infanteriebrigades gevormd, die waren toegesneden op het uitvoeren van specifieke taken. De brigades werden daartoe gevormd uit een selectie van onderdelen van bestaande infanteriedivisies. Sommige van die gemengde infanteriebrigades werden na het uitvoeren van hun taken weer verenigd met de divisie waaraan ze werden onttrokken en sommige van die gemengde brigades zijn gebruikt als kernen van waaruit nieuwe divisies werden gevormd.
De 2de Kure Speciale Marine Landings Troepen Een SMLT bestond uit een aantal compagnieën die tweemaal groter in omvang waren dan de normale legercompagnieën. De 2de Kure-eenheid stond onder commando van luitenant ter Zee 1e Klasse Masananari Siga en bestond uit:
De escorte stond onder commando van schout-bij-nacht Shoji Nishinura en bestond uit schepen van de 4de Torpedobootjagerflottielje, een onderdeel van de 2de Japanse Vloot:
T.b.v. de bescherming van de marinevloot en de troepen voorafgaand aan en tijdens de landing werd gebruikgemaakt van de 2de basiseenheid die onder commando stond van schout-bij-nacht Sueto Hirose en bestond uit:
|
Bron: Appendix van bron 12 |
|
| Afbeelding A1 | |
|
De samenstelling van het Japanse invasieleger: het Japanse 16de Leger Een gedetailleerd overzicht van de samenstelling van het Japanse 16de Leger. In het overzicht worden de gevechtseenheden getoond en de eenheden die nodig waren om een dergelijk leger als een gemeenschap goed te laten functioneren.
De genesis van een leger
Het starten van de militaire campagne
Transitie van aanvalsleger naar garnizoensleger
Het nut van de overeenkomsten |
(text) |
|
||
| Afbeelding A2 | ||
|
De verovering van Nederlands-Indië Op bovenstaande afbeelding wordt getoond hoe Nederlands-Indië door het 16de Japanse leger, onder commando van luitenant-generaal Imammura Hitochi, werd veroverd. Deze afbeelding is een variant van afbeelding 1.1. Het laat wat duidelijker zien dat het 16de leger bestond uit drie divisies (2de, 38ste en de 48ste) en een brigade die werd onttrokken aan de 56ste Divisie. En hoe de 38ste Divisie was opgesplitst in twee westelijke regimenten en een oostelijk regiment. Op de afbeelding is ook te zien vanuit welke uitvalsbases die eenheden werden gelanceerd. De gehele campagne was complex en vereiste een goede coördinatie om de verscheidene operaties gelijktijdig te kunnen uitvoeren om het verrassingselement te behouden en om de geallieerde troepen te kunnen overrompelen.
De Japanse marine- en luchtmachteenheden zijn in blauw aangegeven. In voornamelijk het oostelijk gedeelte van de campagne werden eenheden van de 1ste Luchtmachtvloot ingezet voor het geven van luchtdekking. De hele campagne was gericht op het veroveren van Nederlands-Indië. Maar daartoe was het noodzakelijk dat eerst uitvalsbases werden gevormd in de landen rondom Nederlands-Indië. Voor dat doel werden eenheden ingezet van het 14de, 15de en 25ste Leger. De 16de Divisie van het 14de Leger werd in zijn geheel gebruikt voor alleen het veroveren van de Filippijnen.
Eenheden voor het 16de Leger uit het 14de, 15de en 25ste Leger Op de afbeelding wordt met de gestippelde grijze pijl aangegeven dat de 48ste Divisie eerst tot het 14de Leger behoorde, maar na de verovering van Manila aan het 16de Leger werd toegevoegd voor het veroveren van Java. |
Nog uit te zoeken De invasie werd ondersteund door marine onderdelen. Ik moet nog uitzoeken wat de samenstelling van de vloot is geweest. Zeer vermoedelijk waren de volgende vloten betrokken: de 2de vloot (F2), de 3de vloot (F3), de zuideljjke expeditievloot (Fse) en de 1ste luchtvloot (AF1). Links: https://en.wikipedia.org/wiki/Ib%C5%8D_Takahashi |
|
|
sander.panhuyzen@planet.nl |